Tijdens mijn stage in groep 4, leerden we de leerlingen om het hamburger model te gebruiken als je een stukje wilt schrijven. Als halve beelddenker heb ik door de jaren gemerkt dat dat niet mijn stijl is. Als ik op deze manier ga schrijven komt nauwelijks iets op papier. Soms blokkeer ik zelfs.
Meestal begin ik ergens. Vaak blijkt dat dan later ergens in het midden te zijn. Daarna moet ik het niet een keer, maar meerdere keren verbeteren. Soms zelfs losknippen en manipuleren omdat er geen logische volgorde is. Meer dan tien keer overlezen en verbeteren is eigenlijk ook normaal voor mij (net zoals dit stukje). Ik kan snel typen met 3 vingers en gedeeltelijk blind typen, maar niet zo snel als mijn gedachten.
Betreft het een situatie, dan zit ik in de scene en heb ik moeite om naast het schrijfsel te staan en het te lezen als een buitenstaander. Ik zie, voel en hoor dan wat er toen gebeurde of hoe iets was. Tijdens het nalezen zie ik dan ook niet snel als ik woordjes overgeslagen heb.
Een aantal van de hoogbegaafde kinderen in mijn 1st grade klas in het voltijds hoogbegaafden onderwijs dacht ook in een bepaalde mate in beelden. Bij sommige van hen was de frustratie groot als zaken niet in een keer lukten. Ik wilde dat ze een volgende keer niet zouden blokkeren en besloot hen daaromte laten stoeien met geschreven werk van anderen. Ik koos een kort sonnet en knipte de regels los van elkaar. De eerste regels waren zo in volgorde gelegd. Daarna stoeiden we verder met de rest. Het was geen gemakkelijke opgave. Het kosttehen extra tijd om alles in een logische volgorde te krijgen. De keer er op was er minder frustratie bij het editen van een eigen stukje tekst.